‘In Florence ligt, tussen enkele paleizen, de Gang van Vasari. Gemaakt voor de familie De Medici zodat ze niet tussen het gepeupel liepen – en om niet gelyncht te worden, geliefd waren ze niet. Het is een wandelroute door de lucht, met telkens andere uitzichten over Florence. De kozijnen zijn schilderijlijsten. Later hebben ze enkele kozijnen vervangen voor portretten van familieleden, chronologisch geordend. Zo is Euforie ook opgebouwd:
kozijnen met uitzicht over het hedendaagse Nederland, met Johannes’ visie op architectuur, afgewisseld met portretten van klasgenoten, herinneringen van Johannes aan school.’
Koos je met opzet voor 1991 als het jaar van Johannes’ schoolherinneringen? ‘Johannes is dan vijftien, de leeftijd waarop je het meest vatbaar bent voor radicale ideeën. 1991 was een belangrijk jaar: de Berlijnse Muur was net gevallenen er was discussie over de eenwording van Duitsland. Bovendien woedde de Golfoorlog om Koeweit. Het was voor het Verdrag van Maastricht en ondanks kritiek op de EG was het optimisme op zijn hoogtepunt.’
Begin jaren negentig was de sfeer überhaupt heel optimistisch.
‘In Leiden waren krakers die zich later ‘Eurodusnie’ noemden. Maar kritiek kwam alleen vanuit niches. Dingen zoals armoede, oorlog, honger leken in het westen voorbij. Op gebied van technologie, computer en internet leek alles mogelijk’
Fukuyama schreef destijds dat de westerse geschiedenis afgelopen was. Hoe denk je daarover?
‘Dat was een frivoliteit.’
Waarom?
‘Heeft Fukuyama na 11 september volgehouden dat de geschiedenis gestopt is?’
Geen idee. Vind je dat Fukuyama ongelijk heeft?
‘Als de geschiedenis echt was gestopt, zoals hij beweerde, was het anders gelopen. Johannes’ verhaal is het bewijs dat de geschiedenis doorgaat. Het westen speelt nog steeds een hoofdrol. De aanslag bij aanvang van Euforie is maar een van de dingen die dat aantonen.’
Hoe is de geschiedenis sindsdien verlopen?
‘In de jaren ’90 was Nederland af, beweerde Gerrit Zalm.
We dansten op de vulkaan: het was misplaatste euforie. Nu hebben we terrorisme, energiecrisis, vergrijzing, financiële crisis. En de EU brokkelt langzaam weer af.’
Midden in die onzekerheid staat Johannes. Hoe staat hij in de huidige tijd?
‘Hij is alleen in zijn hoofd een rebel. Johannes is cynisch en hij is passief, zoals veel van mijn hoofdpersonages. Als architect krijgt hij de eerste en de zwaarste de klappen van de crisis. Veel architecten gaan failliet, de rest is gedwongen ingrijpend te veranderen. Johannes wil terug naar de invulling die Vitruvius gaf aan het beroep van architect.’
Wat houdt die invulling in?
‘Tegenwoordig schrijft de overheid een project uit. De goedkoopste ontwikkelaar mag het uitvoeren. Geld bepaalt de richting en de invulling van architectuur. Volgens Vitruvius hoorde architectuur een erezaak te zijn. Architectuur was een morele opvatting.’
Het is toch niet vreemd dat die dingen veranderen?
‘Natuurlijk niet. Vroeger gaf de kerk de standaard aan, daarna de familie De Medici, toen de industrie en nu zijn het de merken. Apple bijvoorbeeld, heeft dwingende invloed op de ontwerpers van bepaalde marktonderdelen.’
Is dat erg?
‘Soms wel. Bijvoorbeeld: Rem Koolhaas krijgt de opdracht om in China een gebouw te ontwerpen voor de Chinese staatsomroep. Terwijl dat land een dictatuur is! Kun je dan nog van morele opvattingen spreken?’
China is zichzelf behoorlijk rap aan het evolueren tot een westers georiënteerd land. Misschien is dit een vorm van beloning?
‘Ik denk dat de moraal niet of nauwelijks een rol heeft gespeeld. Het gaat om geld en statements. Neem de trend van uitkragende gebouwen: delen die als het ware vrij in de lucht hangen, niet gestut door muren of pilaren. ‘Gaat dat wel goed,’ denk je als je het ziet. Het heeft geen nut.’
Moet architectuur nut hebben?
‘Onder andere. Het een sluit het ander niet uit, volgens mij heeft architectuur beide in zich: nut en esthetiek.Architectuur koppelt ze los. Het gaat om geld en prestige. Aan de andere kant is
het teveel in zichzelf gekeerd. De buitenwacht ziet een ontwerp van een bekende architect als een monument van, en voor de architect zelf.’
Toch krijgt Johannes een eervolle opdracht: hij ontwerpt het gebouw dat op de plek van de aanslag komt. Hij maakt 43 ramen in het gebouw, naar de 43 doden die bij de aanslag vielen.
‘En het boek heeft 43 hoofdstukken. Puur toeval. Maar inderdaad, dergelijke symboliek stuurt de roman.’
Is het leuk om als schrijver dat soort dingen te doen?
‘Schrijvers en architecten hebben een paar dingen
gemeen. In een gebouw en in een roman woon je in andermans gedachten. Daarnaast: Vitruvius zag de architect als een ‘homo universalis’. Een architect moest overaliets van af weten. Het weer buiten, schilderkunst, materialen, noem maar op.’
En dat geldt ook voor een schrijver…
‘Die moet een wereld scheppen voor zijn personages, zijn gedachten over allerlei zaken, en natuurlijk zijn literaire en taalkundige opvattingen.’
In je eerdere boeken speelde je met literaire opvattingen en stijlen. Ook in Euforie?
‘Zeer veel. Een van de hoofdstukken over de middelbare school van Johannes, bijvoorbeeld, opent met: “Het had niet eens een conciërge, zo bekakt was het.” Een verwijzing naar Simon Vestdijk, Terug tot
Ina Damman. Meer verklap ik niet.’
Christiaan Weijts, Euforie, Uitgeverij De
Arbeiderspers, IS BN 978 90 295 8627 6 (€ 21,95).
Verschijnt 15 november 2012
Dit artikel is eerder verschenen in de Boekenkrant editie
van november 2012.