‘Ik werkte voor The New Yorker, woonde in het nachtleven en gebruikte cocaïne. New York balanceerde op de rand van faillissement, hele huizenblokken stonden leeg. De stad trok allerlei randfiguren aan: arme mensen, jonge mensen, studenten, kunstenaars, bohemiens, avonturiers – en natuurlijk een hoop criminelen. Mensen droegen extravagante outfits of waren bijna, of helemaal naakt. Cocaïne was van de bohemiens, de avant-garde. Geen krant die erover schreef, de media zwegen het dood. In die bizarre, kleurrijke wereld liep ik rond, ging ik naar de nachtclubs. Je moest weten waar die clubs waren, want aan uithangborden of reclame deden ze niet. Soms wist ook ik niet meer wat ik deed. Op een nacht keek ik mezelf aan in de spiegel en praatte ik me vermanend toe. Het klonk goed, dus ik schreef het letterlijk over. Zodra ik nuchter was, bleek het een bruikbare tekst te zijn. Ik schreef door, hoefde me alleen maar te laten inspireren door wat er om mij heen gebeurde. Snel groeide het verhaal uit tot het boek Bright Lights, Big City.
Sinds On the road van Jack Kerouac, spiegel van de Beatgeneratie uit de jaren ’50, schreef vrijwel niemand meer een verhaal in de actualiteit. Bright Lights, Big City beschreef bovendien een wereldstad, die daarvoor zelden het decor van een roman was. Sindsdien is me ontelbare keren gevraagd een vervolg te schrijven. Daar begin ik niet aan. De enige goede sequel is Less than zero van Bret Easton Ellis. Voor de rest kunnen sequels nooit op tegen de torenhoge verwachtingen, en leidt het schrijven ervan alleen maar tot teleurstellingen.
Ik houd van New York, van de metropool waarin je alles bij de hand hebt. Het is een efficiënter leven, minder milieubelastend dan leven in een dorp of suburb. Ik ga ook nog steeds naar nachtclubs, het trekt me nog altijd. En toch… Natuurlijk gun ik niemand een mes tussen de ribben, maar de kick van het New Yorkse leven is nu wel weg. Rijke, hardwerkende yuppen bevolken Manhattan. In roddelrubrieken en kranten houden journalisten publiekelijk bij welke celebrity waar uit is geweest, en dat de meesten van hen coke en andere drugs gebruiken, is common knowledge. In de jaren ’90 was New York zelfs verstikkend braaf, sinds 11 september 2001 is de stad gelukkig weer iets meer hedonistisch. Meer kinderen worden geboren, dus er is sinds de ramp meer gesekst. Daarnaast is iedereen weer een stuk socialer en opener. Op een vreemde manier heeft 9/11 de stad verbeterd.
In 2010 verschijnt een nieuwe verfilming van het boek. Die is grimmiger dan de roman zelf, voornamelijk omdat we nu de gevolgen kennen van die coke scene. AIDS was in die tijd nog nauwelijks een feit, maar heeft intussen een vreselijke ramp aangericht. Bovendien begonnen in de jaren na Bright Lights, Big City mensen te sterven aan het drugsgebruik. Ook ik heb een vriend verloren aan de cocaïne, en zag mensen verschrompelen door hun oncontroleerbare verslaving. Een film met die grauwe realiteit, ook al is het een klein beetje een hervertelling, doet recht aan de drugsscene van die tijd, en aan de sfeer van Bright Lights, Big City.’
Jay McInerney, Bright lights, big city, Uitgeverij De Bezige Bij, ISBN 978 90 234 1977 8 (€ 10,00)