De leesclub van Renate Dorrestein

De leesclub is een boek over zeven vrouwen. Vrouwen die van lezen houden. En voor diezelfde vrouwen geschreven. Is De leesclub een afspiegeling van ‘de’ gemiddelde leesclub, van het lezerspubliek?
‘Zeker! Uit onderzoek blijkt al jaren dat 85% van de lezers een vrouw van boven de 55 jaar is. Ik vond het erg leuk een vrolijke hommage te brengen. Vrouwen kopen boeken en lezen ze. Ze houden het huis van de literatuur overeind. Ik schrijf voor hen, zij staan me voor ogen. Schrijven is een vorm van samenwerking. Lezer en schrijver zijn bondgenoten.’

Samenwerking?
‘Een schrijver kan nog zo’n mooi boek schrijven, het komt pas tot leven in het hoofd van de lezer. Ik wil dat de lezer een sublieme leeservaring heeft, en vergeet dat zij of hij een boek aan het lezen is. Dat doe je door afstand te nemen en vanuit een ander perspectief naar je tekst te kijken. Werkt dit wel, gaat de lezer hier inderdaad lachen? Daarnaast krijg ik veel reacties van lezers, waarmee ik dagelijks mail. Het levert niet een volledig beeld op, maar ik krijg toch een bepaalde indruk van hun waardering.’

U werkt op die manier niet alleen samen met de vrouwelijke lezers, maar ook met middelbare scholieren. Hoe verklaart u die populariteit?
‘Ik denk dat mijn personages aansluiten bij de scholieren: bij gezinnen en kinderen. Leerlingen moeten voor Nederlands volwassen literatuur lezen, maar die zit vol met volwassen thematiek die ze geen barst interesseert. Ze zeggen weleens tegen mij: ‘In uw boek komen tenminste normale mensen voor.’ En ze moeten zoveel achter een verhaal zoeken…’

Bedoelt u de ‘Wat heeft de schrijver hiermee bedoeld’-vragen?
‘Een schrijver wil soms niet meer dan dat de lezer een fijne leeservaring heeft. Het is heel goed voor leerlingen om ergens de thematiek achter te zoeken, maar ze moeten er niet hun leesplezier mee verliezen. Als ik op een school kom, blijkt dat leerlingen denken dat de schrijver het ze expres moeilijk maakt, er ingewikkelde dingen in stopt om de scholieren te sarren. Dat is natuurlijk niet zo, maar een docent wil hen er soms teveel uit laten halen.’

Onderhoudt u met hen ook zo’n goed contact?
‘Zeker. Ze komen met vragen over hun werkstukken, of ze moeten mij interviewen voor een opdracht. Dan komen ze zenuwachtig, vaak met een vader of moeder erbij, met een camera langs. Ik help ze er graag mee.’

U zit dus bepaald niet in een ivoren toren.
‘Dat is niet mijn stijl, inderdaad. Ik houd niet alleen contact per mail, ik schrijf ook geregeld nieuwsbrieven, en ik treed veel op. Andere schrijvers staan weer anders tegenover hun lezers, die gaan daar op hun eigen manier mee om.’

Schrijvers hebben één ding gemeen: de meesten worden gerecenseerd. In De leesclub spant een personage een rechtszaak aan tegen een recensent, omdat die een fout heeft gemaakt.
‘Sommige recensenten kunnen slordig zijn, of zelfs kwaadwillend. De schrijvers horen er niet op te reageren, maar dat is soms erg lastig.’

Hoe gaat u daar als schrijver mee om?
‘Je kunt je niet verweren. Er staat een recensie, die duizenden mensen lezen, in een krant of tijdschrift. Schrijvers balen er vreselijk van en hebben het er onderling vaak over. De slordigheid gaat ver, tot foute spelling van de naam van het hoofdpersonage. Maar het zijn ook slecht betaalde banen en de recensenten krijgen vaak weinig tijd voor hun artikelen. Het vreemde is bovendien dat ze allemaal zo op elkaar lijken.’

In welk opzicht?
‘Ze zijn vrijwel allemaal man, autochtoon, wonen in Amsterdam, en liepen college bij dezelfde hoogleraar die hen met dezelfde lessen heeft opgeleid. De literatuur is veelkleurig en veelzijdig, maar recensenten zijn vrijwel allemaal eenstemmig.’
Renate Dorrestein, De leesclub, Uitgeverij Contact, ISBN 978 90 254 3439 7 (€ 15,00)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven