Column Lex Jansen: Debuutprijs

Vanuit Amsterdam was het een flink eind rijden en toch was ik veel te vroeg ter plekke. Ik herinner me een idyllisch kerkje, waar ik een paar keer omheen reed, op zoek naar een parkeerplaats.

In 2002 publiceerden we de roman Rupert, een bekentenis van Ilja Leonard Pfeijffer, die later dat jaar genomineerd werd voor de Anton Wachterprijs. Deze prijs is bedoeld voor het beste schrijversdebuut en wordt eens in de twee jaar uitgereikt. Hij is in 1977 ingesteld door het Centraal Comité 1945 Harlingen en wordt toegekend door een vakjury. De prijs bestaat uit een replica van een beeldje van Anton Wachter, gemaakt door Suze Boschma-Berkhout; daarnaast krijgt de winnaar een zeker geldbedrag.
Door de stille straat die uitkomt op het kerkplein zag ik ze lopen, zoekend. Ilja, zijn vader en moeder. Ook zij waren dus te vroeg. Toen ze een café binnengingen, voegde ik me bij ze. We waren de enige gasten. Ilja stelde me voor aan zijn ouders. Pa bestelde een borrel, om de zenuwen een beetje in toom te houden. Ik raakte met hem aan de praat en liep een half uurtje later met hem naar het kerkje, waar de prijsuitreiking plaats zou vinden. Wat was hij trots! Als hij over zijn zoon sprak, keek hij tersluiks naar Ilja en diens moeder, terwijl er een haast geheimzinnige glimlach om zijn mond speelde. Deze man hield van zijn zoon en zijn vrouw, zoveel was me duidelijk.
In het kerkje kwam Maarten ’t Hart op ons af. Hij was één van de juryleden. Hij introduceerde mevrouw Mieke Vestdijk bij ons. Ze vertelde me direct dat Ilja niet de eerste auteur van De Arbeiderspers was die genomineerd werd voor de prijs die de naam droeg van één van de romanfiguren van haar man. Eerder al wonnen Tessa de Loo en Paul Verhuyck de debuutprijs. Ze wees me op een tafeltje, waar meerdere publicaties waren uitgestald van de Vestdijkkring. Juist op dat moment vielen door de hoge ramen van de kerk zonnestralen op de omslagen. Vestdijk zelf komt even een kijkje nemen, dacht ik, terwijl een strijkkwartet een fuga van Bach inzette. Van het programma herinner ik me weinig, maar het moment waarop duidelijk werd dat Ilja de Anton Wachterprijs kreeg staat me blijvend helder voor ogen. De auteur veerde op, Maarten ’t Hart kneep me even in mijn arm, maar niemand toonde zich zó geraakt als vader Pfeijffer. Geen van de aanwezigen bij de prijsuitreiking zag dat hij zijn zakdoek pakte, nadat hij zijn vrouw omhelsd had. Bij trots horen soms tranen.

Deze column verscheen eerder in de Boekenkrant, editie november 2016

Berichten gemaakt 867

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven