Rampen en incidenten die terugkeren in romans, en het omgekeerde, romans die aan rampen en incidenten worden gekoppeld, zijn twee vormen van literatuur die we in het Nederlandse taalgebied te weinig kennen.
In 2010 publiceerde Peter Buwalda Bonita Avenue, waarin de vuurwerkramp in Enschede een sturende rol speelt. In Begeerte heeft ons aangeraakt van Bert Natter komt die gebeurtenis eveneens voor. Een paar thrillerauteurs bedienen zich van de moord op Pim Fortuyn (Ross) en de auto-aanslag tijdens Koninginnedag 2009 (Asman), maar literaire collegae zwijgen. En verder? De cafébrand in Volendam, de moord op Theo van Gogh, het vliegtuigongeluk in de Bijlmer? Ik ken geen enkel literair boek over die gebeurtenissen.
Dan maar de grens over. Donderhart van Thomas Blondeau speelt rond de aanslagen in Londen, in 2005. Een Belgische mijnramp heeft nog een plek in Margot Vanderstraetens Mise en place. Ook hier is het sprokkelen. Hoe staat het met een van de grootste rampen die België overkwam, de Eerste Wereldoorlog? Die heeft volgens mij pas vorig jaar een literair monument gekregen in Post voor Mevrouw Bromley van Stefan Brijs.
Zijn Nederlandse of Nederlandstalige schrijvers bang om hun vingers te branden aan een ramp? Om mensen te kwetsen met een incident? Zijn ze introvert? Of heeft het, althans in Nederland, met calvinisme te maken?
En toen was daar het Boekenweekgeschenk 2012, van de Vlaming Tom Lanoye. Heldere Hemel vertelt over een waargebeurd incident. Een gevechtsvliegtuig vloog in 1989 vanuit de Sovjet-Unie naar België, waar het onbemand neerstortte. Waarschijnlijk kwam het vliegtuig nooit eerder terecht in een literair boek.
Dit zette me aan het denken. Over rampromans. En de vraag kwam bij me op: wat maakt de Nederlandstalige literatuur zo ongeïnteresseerd in nieuwsfeiten?
Roel Weerheijm