Boekfragment: Vluchtelingenstad

Aan de hand van negen indringende levensverhalen vertelt Ben Rawlence in Vluchtelingenstad de geschiedenis van Dadaab in Kenia, het grootste vluchtelingenkamp ter wereld.

Kheyro
De vluchtelingen die als baby naar de kampen kwamen, waren de jongsten van de groep van 1992. Muna was een van hen, net als Kheyro, maar de wegen die de twee jonge vrouwen hadden bewandeld, konden niet meer uiteenlopen. Terwijl Muna vanwege een liefde de school had verlaten, deed Kheyro haar uiterste best om onderwijs te blijven volgen, ondanks de noodzaak om voor haar familie te zorgen; ze moest haar moeder vaak helpen en had zodoende leerachterstand opgelopen. Met haar 19 jaar zat ze nu pas in de vierde klas van de middelbare school, klaar om die af te maken. Maar de opschorting had niet op een slechter moment kunnen komen en het was nog maar de vraag of ze de eindstreep zou halen, zoals ze hoopte.
Kheyro en haar klasgenoten bogen hun hoofd over hun examenpapieren in het lage klaslokaal van metaalplaten, waarin het ’s middags gloeiend heet was. Agenten van de paramilitaire politie liepen tussen de rijen tafeltjes op en neer en begeleidden studenten van beide geslachten tijdens hun twee minuten op het toilet, hun geweren losjes over de schouder terwijl ze de toiletruimte inspecteerden. ’s Avonds keerden de leerlingen van klas 4B terug naar hun huurhuis en hoorden ze op het nieuws wat er was gebeurd terwijl zij van de buitenwereld waren afgesloten.
De radio meldde elke dag nieuwe vorderingen: Keniaanse luchtaanvallen doden 73 militanten; Keniaanse strijdkrachten nemen grenssteden in; Frankrijk, Denemarken en de Verenigde Staten pleiten voor steun aan de Keniaanse invasie; al-Shabaab strijders lokken Keniaans konvooi in hinderlaag. En majoor Emanuel ChirChir, de Keniaanse militaire woordvoerder, een plompe man met dikke wangen en een schalks spleetje tussen zijn tanden, tweette elke dag updates over de oorlog die zich langs de grens ontvouwde, in plaatsen die de leerlingen kenden. Op 28 oktober kwamen de gebeurtenissen dichterbij: een politiewagen reed net buiten Garissa, 160 kilometer verderop in Kenia, op een landmijn.
De meisjes bereidden het eten voor de avondmaaltijd en gingen vervolgens weer aan de studie. De examens waren niet alleen voor hun eigen leven van belang: de leerlingen droegen de hoop en verwachting van hele families mee.
Kheyro’s moeder Rukia was in 1992 uit Somalië gevlucht en had tien dagen met baby Kheyro op haar rug gelopen. Haar jonge gezin breidde verder uit en Rukia had negentien jaar lang brandhout in de woestijn verzameld en op haar schouders naar het kamp gedragen, in de hoop dat op een dag haar oudste, geschoolde dochter in staat zou zijn om de rollen om te draaien en voor haar te zorgen. Kheyro’s vader was in Somalië verdwenen en het gezin had geen andere familieleden in het kamp die konden helpen. Onlangs was Ali, een neef van Rukia die door iedereen Ero, witharige, werd genoemd, met zijn zoon Weli vanuit Ethiopië aangekomen, maar zij waren zelf straatarm en niet in staat om aan de traditionele verplichtingen van mannelijke familieleden te voldoen door Rukia en haar kinderen onder hun vleugels te nemen.
Kheyro had een ernstig gezicht met twee grote voortanden die ze nauwelijks met haar lippen kon bedekken, en ze voelde de last van haar moeders inspanningen duidelijk op haar schouders. Het was het gewicht van negentien jaar brandhout, hout waarmee de twee batterijen voor haar zaklamp werden betaald, in plaats van 3 kilo rijst, om het licht te leveren waarbij Kheyro ’s avonds kon leren.

Boekgegevens

Ben Rawlence, Vluchtelingenstad, vertaling: Roelof Posthuma, Uitgeverij Omniboek, 272 pagina’s (€ 19,99)

Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie februari 2017

Berichten gemaakt 5308

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven