De dochter
Ik vrees de dochter. Ik heb haar nog nooit gezien, ik heb haar nog nooit aan de telefoon gehad, ze heeft zelfs nog nooit een bericht voor me achtergelaten. Maar ze is er altijd.
Mevrouw Buijs is een droomcliënt. Een vriendelijke dame op leeftijd die het liefst wil praten. Haar huis is brandschoon en makkelijk te onderhouden: nergens stofvangende beeldjes, fotolijsten of boeken. ‘Ssst,’ fluistert mevrouw als ik wegga. ‘Niemand zeggen!’ Ze laat twee euromunten in mijn jaszak glijden. Dat mag natuurlijk niet, maar toen ik de munten de eerste keer resoluut op tafel legde, keek mevrouw Buijs zo teleurgesteld dat ik het nu maar zo laat.
Lange tijd dacht ik dat mevrouw Buijs mijn bonus was. Dat er op een zeker moment tijdens een thuiszorgvergadering was gezegd: ‘Hoe doet die Jet het?’ ‘Prima.’ ‘Dan geven we haar Buijs als vaste cliënt. Dat heeft ze nu wel verdiend.’
Of, ook een plausibele versie: ‘Jet heeft die afschuwelijke Hendriks elke week. We moeten haar wel te vriend houden. Laten we haar Buijs geven.’
Soms praatten we wel een uur. In het begin schaamde ik me daarover, totdat ik in het logboek zag dat mijn voorgangers niet anders hadden gedaan. Die hadden zelfs zonder blikken of blozen geschreven: ‘Gezellig met mevrouw gekletst en wc schoongemaakt.’ Daar stond dan drie uur voor.
Maar toen kwam de dochter. Niet fysiek, maar in een bijzinnetje.
‘… omdat mijn dochter altijd zegt dat ik te aardig ben voor thuishulpen,’ zei mevrouw Buijs op een gegeven moment.
Ik schoof ongemakkelijk op mijn stoel. Doelde die dochter op mij of op mijn voorgangers? Maar als mevrouw met me wilde praten, dan mocht dat toch? Zij was mijn opdrachtgever.
De daaropvolgende week liet ze zich ontvallen: ‘Mijn dochter zegt altijd dat de thuishulpen veel te gemakzuchtig zijn.’ Ik hoopte dat het aan de dementie van mevrouw lag dat ze dit nu alweer zei. Maar een lichte onrust nestelde zich in me.
Hoe zou die dochter tot de conclusie komen dat ik gemakzuchtig was? Misschien ging ze met een vinger langs de bovenkant van de deuren. Misschien las ze wekelijks het logboek. Misschien liet ze me wel in de val lopen. Strooide ze kruimels uit achter de gordijnen en controleerde ze of ik ze had weggezogen.
Sinds die week ging ik als een hazewind door het huis van mevrouw Buijs. We praatten nog wel, maar wanneer ik schoonmaakte schoot ik door naar de hoogste versnelling. Ik noteerde streberige opsommingen in het logboek als: ‘buffetkastgreepjes extra grondig, voegen toilet met schuurmiddel, bovenzijde plinten, binnenkanten stopcontacten.’
Nu is alles schoon. Ik heb nog een half uur de tijd, maar ik weet niet meer goed wat te doen. Mevrouw Buijs slaapt. Op de keukentafel ligt een Privé: ‘Estelle huilt bittere tranen.’ Ik snak ernaar het hele verhaal te lezen. Voorzichtig, zonder te ritselen, sla ik de eerste pagina om.
Over mijn schouder voel ik een donkere blik. De dochter, de Allesziende Dochter. Zij zal weten dat ik me laaf aan roddels en zal me veroordelen.
Ik vul een emmer met schoonmaakazijn en schuif de vitrage opzij. Mevrouw Buijs zal het niet zien. Maar ik werk allang niet meer voor mevrouw Buijs.
Ik hoop dat ik later ook zo’n dochter krijg.
Jet Berkhout, De thuishulp, Uitgeverij Podium, ISBN 978 90 575 9219 5 (€ 14,50)