BOEKFRAGMENT – James Bowen, Bob de Straatkat

Ooit heb ik ergens een beroemde uitspraak gelezen dat we iedere
dag van ons leven een tweede kans krijgen. Die kans kunnen we
grijpen, alleen doen we dat meestal niet.
Ik heb het grootste deel van mijn leven gebruikt om die uitspraak
te bevestigen. Ik kreeg een heleboel kansen, soms dagelijks.
Heel lang heb ik er nooit een gegrepen, tot daar eindelijk,
in het begin van de lente van 2007, verandering in kwam. Toen
raakte ik bevriend met Bob. Nu ik erop terugkijk, denk ik dat
het ook heel goed zíjn tweede kans kan zijn geweest.
Ik ontmoette hem voor het eerst op een bewolkte dinsdagavond
in maart. De winter was nog niet helemaal voorbij en
het was bitterkoud in de straten van Londen, vooral ook door
de wind die vanaf de Theems de stad in waaide. Het vroor licht
die avond. Reden waarom ik wat eerder dan gewoonlijk na een
dag Covent Garden was teruggegaan naar mijn nieuwe, begeleidwonen-
onderkomen in Tottenham, Noord-Londen.
Zoals altijd hingen mijn zwarte gitaarkoffer en rugzak op
mijn rug, maar deze avond was ook mijn beste vriendin Belle
bij me. Jaren geleden hadden we wat gehad, maar nu waren we
alleen nog goede vrienden. We aten regelmatig goedkope afhaal –
curry en keken dan naar een film op de kleine zwart-wittele –
visie die ik in een kringloopwinkel om de hoek had gevonden.
Zoals gewoonlijk deed de lift van de flat het niet, dus liepen
we naar de trap en bereidden ons voor op de lange, moeizame
klim naar de vijfde verdieping.
De verlichting in de hal was kapot, waardoor we een deel van
de vloer niet konden zien, maar terwijl we naar de trap liepen,
zag ik twee gloeiende ogen in het donker. Toen ik een zacht,
klagend gemiauw hoorde, begreep ik wat het was.
Zodra we dichterbij kwamen, zag ik in het vage licht in de
gang een rode kat op de mat voor de deur van een van de flats
op de begane grond liggen.
Ik was opgegroeid met katten en had nog altijd een zwak
voor ze. Toen ik verder liep, kon ik het beest beter zien en zag
dat het een kater was.
Ik had hem niet eerder bij deze flats gezien, maar zelfs in het
donker zag ik dat het dier iets had, een soort persoonlijkheid.
Hij was absoluut niet zenuwachtig, integendeel zelfs. Hij straalde
een rustig, onverstoorbaar vertrouwen uit. Hij oogde alsof
hij zich in het donker volkomen op zijn gemak voelde en bekeek
me met een nieuwsgierige en intelligente blik, waardoor ik
me een indringer in zijn territorium voelde. Het voelde alsof hij
zei: ‘Oké, wie ben jij en wat kom je doen?’
Ik knielde naast hem neer en stelde mezelf voor.
‘Hallo, makker. Ik heb je hier nog niet eerder gezien. Woon je
hier?’
Hij bleef me met die intelligente, wat afstandelijke blik aankijken,
alsof hij me probeerde in te schatten.
Ik besloot hem in zijn nek te aaien. Om vriendjes te worden,
maar ook om te voelen of hij misschien een bandje of een ander
identificatieding omhad. In het donker was dat moeilijk te zien.
Ik voelde niets en dacht daarom dat hij een zwerfkat moest zijn.

James Bowen, Bob de Straatkat, The House of Books, ISBN 9789044337440 (€14,95)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven