Boekfragment: Honolulu King

Toen Hardy Hardy eenmaal begon te spreken, wenste iedereen met heel zijn hart dat hij zijn mond had gehouden. Hij werd gezien als een optimistisch en gemoedelijk mens die als Honolulu King met hawaïmuziek naam had gemaakt. Over de beestachtige moorden op zijn moeder, twee broertjes en zusje in juni 1946 hoorde je hem zelden. Totdat Hardy Hardy het nodig vond om zijn verhaal te vertellen. Ruim zeventig jaar later.

Hoe heet de man die de gevangeniskat opat? Dat is de vraag en het maakt niet uit wie van de drie vrienden de vraag stelt of hoe ze op het onderwerp komen. Het draait om de achternaam en niets anders doet ertoe op deze lenteochtend in toko Hardy.
‘Hij heet Brouwer,’ zegt George. ‘Sure as hell. Samen met zijn makkers vrat hij de kat op, uit noodzaak. Gedreven door honger en wanhoop.’
Onderuitgezakt op de bank kijkt hij zijn twee vrienden aan met zijn typische George-blik. Met zijn eenentachtig jaar en slechte ogen maakt George nog steeds net zo’n zelfverzekerde indruk als ruim een halve eeuw geleden toen ze met de Honolulu Kings volle zalen trokken. Vijf Indische jongens met snaarinstrumenten op het podium, al leek George meer op een Afrikaan dan op een indo. In het bijzonder op Nelson Mandela.
‘Volgens mij heette die man niet zo,’ zegt Cok hoestend boven een bak met kipfilet. Hij zit aan tafel en rijgt de blokjes aan satéstokjes. ‘Ik zie hem zo voor me. Een schriel ventje met onwaarschijnlijk grote voeten… Verbeek! Verbeek uit Batavia at de gevangeniskat op! Dat was zijn redding. De jappen wilden dat de gevangenen hun drol inleverden vanwege mijnworm. Maar er viel niets te kakken, omdat ze niets te vreten kregen. Zonder eten geen kak.’
Tevreden neemt Cok een trekje van zijn kruidensigaret en krult zijn lippen naar buiten waardoor sigarettenrook tussen de spleetjes in zijn kunstgebit ontsnapt. ‘Toen heeft Verbeek zijn drol, de resten van die gevangeniskat, onder zijn slapies verdeeld. Want als je niks inleverde, kreeg je klappen van de jap.’
George schudt zijn hoofd.‘Je zit ernaast. De man heet Brouwer.’
‘Verbeek,’ houdt Cok vol.
Cok ziet er vreemd uit, vindt Hardy. Zoals hij daar zit met zijn veel te witte en te grote nieuwe gebit lijkt hij meer op een haai dan op een man van achtenzeventig. Het komt ook door zijn huid. Die is zo strak als die van een bruine haai.
‘Hardy? Wat denk jij?’ vraagt Cok terwijl een kegeltje as op de kipfilet valt. ‘Brouwer of Verbeek?’
Hardy staat langzaam op uit zijn fauteuil en trekt zijn overhemd met dynamische witte cirkels in de plooi. ‘We gaan hem tracen,’ zegt hij en hij loopt naar de stellingkasten die een buffer vormen tussen zijn afhaalhuisje en het huiskamergedeelte. Veel meer dan een vitrine met gerechten behelst de toko niet. Hardy tilt een plastic krat uit de stellingkast en zet het op de eettafel. Vier kratten heeft hij die tot de rand toe gevuld zijn met cassettebandjes. Keurig in het gelid, met de ruggen van de doosjes naar boven zodat de achternamen zichtbaar zijn.

Honolulu King

Boekgegevens

Anne-Gine Goemans, Honolulu King, Uitgeverij Ambo|Anthos, ISBN 978 90 414 2522 5 (€ 19,99)

Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie oktober 2015

Berichten gemaakt 5312

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven