BOEKFRAGMENT – Het eiland onder de zee

In de veertig jaar van mijn leven is het lot mij, Zarité Sedella, goedgunstiger gestemd geweest dan andere slavinnen. Ik heb nog een lang leven voor me en mijn oude dag zal gelukkig zijn, want mijn ster – mijn z’étoile – schijnt ook tijdens bewolkte nachten. Ik ken het genot samen te zijn met de man die mijn hart heeft gekozen wanneer zijn grote handen mijn huid wekken. Ik heb vier kinderen gekregen van wie er nog drie in leven zijn, en één kleinzoon – en ze zijn vrij. Mijn eerste gelukkige herinnering, uit de tijd dat ik nog een knokig kind met piekhaar was, is dat ik bewoog op het geluid van de trommels en dat is ook mijn meest recente geluksgevoel, want gisterenavond was ik op het Place Congo en heb ik gedanst en gedanst, zonder gedachten in mijn hoofd, en nu is mijn lichaam warm en moe.
Muziek is een wind die de jaren en de herinneringen wegneemt; en de angst, dat dier dat ineengedoken in mij huist. Met de trommels verdwijnt de Zarité van alledag en ik word opnieuw het meisje dat al danste toen ze nog maar nauwelijks kon lopen. Ik stamp op de grond en het leven stijgt via mijn benen omhoog, trekt door mijn ruggengraat, maakt zich van mij meester, neemt mijn onrust weg en verzoet mijn herinneringen. De wereld huivert. Het ritme wordt geboren op het eiland onder de zee, het doet de aarde beven, doorklieft mij als een bliksemflits en vertrekt dan naar de hemel, al mijn verdriet meenemend naar Papa Bondye, zodat hij het kan fijnkauwen en doorslikken en ik schoon en tevreden achterblijf. De trommels zegevieren over de angst. De trommels zijn de erfenis van mijn moeder, de kracht van Guinea die in mijn bloed huist. Niemand die me dan kan kwetsen, ik word overweldigend sterk, net als Erzuli, de loa van de liefde, en sneller dan de zweep. De schelpen rond mijn enkels en mijn polsen klepperen, de kalebassen vragen, de bosstem van de djembés en de metalen stem van de timbalen antwoorden, de djun djuns – die kunnen praten – vragen, en de grote maman, als ze die trommel bespelen om de loa’s te roepen, klinkt schor. De trommels zijn heilig, via hen spreken de loa’s.
In het huis waar ik mijn eerste jaren heb doorgebracht, zwegen de trommels in het vertrek dat ik deelde met Honoré, de andere slaaf, maar ze werden vaak mee naar buiten genomen. Mijn toenmalige meesteres, madame Delphine, wenste geen negerherrie te horen, alleen het melancholieke gejammer van haar klavechord. Ik leerde de toetsen van het instrument met citroensap te reinigen, maar kon geen muziek maken omdat madame het ons verder verbood in de buurt van haar klavechord te komen. Niet dat we het nodig hadden; Honoré wist nog muziek te ontlokken aan een pan, alles wat hij vastpakte kreeg ritme, melodie, maat en stem; hij droeg de geluiden in zijn lichaam, hij had ze meegenomen uit Dahomey. Ik speelde op een holle kalebas; later leerde hij me hoe ik zijn trommels zacht kon liefkozen.
Zo herinner ik het me.
Isabel Allende, Het eiland onder de zee, Uitgeverij Wereldbibliotheek, ISBN 978 90 284 2340 4 (€ 19,90)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven