Joke Drenth had het tafereeltje vanuit haar rolstoel op haar vaste plek bij het raam gadegeslagen. Haar verrimpelde handen lagen bewegingloos in haar schoot. De vrouw was tweeëntachtig en sinds haar komst in het verzorgingstehuis, acht jaar geleden, leefde ze een zo onopvallend mogelijk leven. Gelaten liet ze zich elke dag in de rolstoel door de verpleegkundigen haar kamer uitrollen. Ze werd bij het grote raam in de ontvangsthal geparkeerd waar ze uitzicht had over het park dat voor het tehuis met zorg was aangelegd. Een strategisch punt want vanaf deze plek had Joke niet alleen zicht op het park maar ook op de kamer van de directrice, de kantine en de balie. De liftdeuren schoven open en langzaam draaide ze haar hoofd. ‘Ratten’, mompelden haar oude lippen toen de brancard voorbij rolde. Ze liet haar doffe, grijze ogen door het parkje dwalen terwijl er een opstandig gevoel in haar aderen borrelde. ‘Dit moest een keer stoppen. Iemand moest hen stoppen.’ Resoluut schudde ze haar hoofd en verzette ze zich tegen de stem in haar hoofd die haar tot actie maande. De stemmen in haar hoofd waren haar met de jaren gewoon geworden. Een bondgenoot waar ze vrijuit mee kon praten. Het voelde veilig aan, veiliger dan de mensen die zich om haar heen hadden verzameld. ‘Nee, nee, nee. Ik ben te oud. Het is niet meer mijn taak. Ken je vijand. Straks ben ik de volgende die onder een laken wordt afgevoerd. Het is te gevaarlijk…’ Ze keek naar de directiekamer en snoof minachtend. Ze was niet bang, dat was ze nooit geweest. ‘Ze denken dat ik seniel ben maar ik zie alles. Ik ben een vlieg op de wand. Domme ratten! Beter seniel dan dood. Mond dicht.’ Het leek alsof de oude vrouw niemand kende in het verzorgingstehuis maar ze wist drommels goed wie er zojuist werd afgevoerd. ‘Het was de dwaas van vier hoog met zijn grote bek. Dacht hij nou echt dat hij het zou winnen? Van die ratten? Hij maakte geen schijn van kans. Niemand in dit godvergeten hol maakte een kans. Ze waren allemaal te oud, te naïef en te onervaren. Hoe zouden ze hem hebben vermoord? Want vermoord was hij… Het kon niet anders na gisteren… Zodra je te dicht bij de waarheid kwam, had je je doodvonnis getekend. Hadden ze hem een overdosis aan medicijnen gegeven of hadden ze hem gesmoord met een kussen? Een oud trucje maar efficiënt. Het liet geen sporen na.’ Ze wist hoe het werkte. Haar mondhoeken krulden omhoog toen ze in gedachten terug ging in de tijd. Een brandschoon geweten had ze niet maar er was toen geen keus, hield ze zichzelf voor. Het was eten of gegeten worden. De ouderdom maakte haar week. Na al die jaren bezorgde haar verleden haar plotseling slapeloze nachten. Of was het toch de angst? Angst dat ze te zwak was om zich te verzetten als de ratten haar op een avond de mond kwamen snoeren? Ze verstarde toen ze het geluid van hakken op de plavuizen vloer hoorde tikken.
Helen Vreeswijk, Zwijgplicht, Uitgeverij Manteau Jeugd, ISBN 978 90 223 2802 6 (€ 19,95)