Boekfragment: Finse dagen

Finse dagen van Herman Koch is een indringende roman over rouw, volwassen worden en over wat je woorden moet geven en wat beter verzwegen kan blijven.

Hoofdstuk 1
Grotere sneeuwvlokken dan die op het station van Lieksa uit de nachtelijke hemel naar beneden kwamen heb ik zowel voor als na die tijd nooit meer gezien. In Nederland dwarrelen de sneeuwvlokken, als pluisjes, ze komen voorzichtig omlaag, als parachutisten die een veilig plekje zoeken om te landen: een tak, een stoeptegel, het dak van een auto. Daar blijven ze nog even liggen en smelten dan vredig weg, het werk is gedaan, de tocht naar beneden is volbracht. Op het station van Lieksa vielen de sneeuwvlokken met de snelheid van bakstenen. Ze waren met veel, het liet ze koud waar ze zouden neerkomen, ze wisten waar ze moesten zijn, ze waren gekomen om de wereld onder een onverbiddelijke witte laag te bedekken. ‘Het is nu te laat,’ zei de man die me onder de enige lantaarn op het perron stond op te wachten, nadat hij zich als een broer van de boer had voorgesteld. Op zijn muts en in zijn baard zat sneeuw. ‘Morgen gaan we naar de boerderij.’ Aarzelend zette de trein zich in beweging, de sneeuwnacht in; ook zonder om me heen te kijken wist ik dat ik de enige reiziger was die deze nacht op het station van Lieksa was uitgestapt. ‘We zijn op de hoogte van wat er is gebeurd,’ zei de bebaarde broer, die Risto heette, later bij een kop koffie in zijn kleine keuken. ‘Maar het is nu echt te laat. We kunnen beter gaan slapen, dan breng ik je morgenvroeg naar de boerderij.’

De eerste dagen liet ik alles uit mijn handen vallen: melkbussen, emmers, harken, hooivorken, bezems en de losse onderdelen van de elektrische melkmachine die je met zuignappen aan de uiers van de koeien diende te bevestigen. Ik kon mezelf niet zien, het was nog niet zoals later op de foto’s: ik geloofde er nog in. Ik geloofde in een minder onhandige versie van mezelf die binnen nu en volgende week buiten het oude lichaam zou treden. Ik geloofde in niet minder dan een wedergeboorte: mijn vroegere, met twee linkerhanden uitgeruste, motorisch gestoorde ik zou worden afgeworpen en als de oude huid van een vervellende slang op een rotsblok achterblijven. Een krachtigere variant van mezelf zou zich oprichten en de kruiwagens, harken en bezems ter hand nemen alsof hij nooit anders had gedaan. Met een natuurlijk gemak zou ik het hooi met de hooivork tussen de koeien verdelen, de pasgeboren kalfjes zou ik de speen van de melkemmer tussen hun als natte handschoenen aanvoelende lippen persen, zonder dat ze me die emmer met een paar bokkige bewegingen van hun kop uit handen zouden slaan, nonchalant zou ik op het achterspatbord van de tractor leunen terwijl ik hem achteruit in de schuur parkeerde. Zoals gezegd: ik kon mezelf niet zien, het kwam allemaal van binnenuit, de geloofwaardigheid moest het helemaal in haar eentje zien te rooien.

Boekgegevens

Herman Koch, Finse dagen, Uitgeverij Ambo|Anthos, 288 pagina’s (€ 22,99)

Dit boekfragment verscheen eerder in de Boekenkrant, editie februari 2020.

Berichten gemaakt 5308

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven