De verborgen prelude

Het was in de herfst van 1838 dat ik Frédéric Chopin voor het eerst ontmoette, Nazli.
Op een middag, halfweg oktober, was ik met mijn broer een partijtje aan het schaken toen onze moeder in de deuropening
verscheen. Haar wangen gloeiden als kolen. Tussen haar lippen zat een dikke sigaar.
‘Maurice en Solange, morgen vertrekken we voor enkele maanden naar Mallorca. Amélie is op dit moment de koffers aan het pakken. Als er nog spullen zijn die jullie absoluut mee willen nemen, dan moet je die nu naar haar brengen.’
Georges woorden drongen slechts langzaam tot me door. Mallorca. Een eiland ver van Parijs. Voor de rest wist ik er niets van.
Verwonderd keek ik op naar Maurice, maar hij vertoonde
geen enkele emotie. Ik vroeg me af of hij al langer op de
hoogte was van de reis en of hij dan ook de reden kende van
de onderneming. Mijn moeder had de boodschap met zo’n
naturel gebracht. Ik moest iets gemist hebben de laatste
dagen.
‘Ga je popjes maar snel verzamelen, kleine zus.’ Maurice
wuifde me met een handgebaar weg van het schaakbord, maar ik voerde nog snel de finale zet uit.
‘Schaakmat, grote broer! Ik speel trouwens al jaren niet meer met poppen.’
Het was de zevende keer op rij dat ik Maurice versloeg. Hij mocht dan vijf jaar ouder zijn dan ik, op tactisch vlak
kon hij niet tegen me op. Een moeilijk te verteren frustratie. Met opgeheven kin liep ik de kamer uit. Achter me hoorde ik de schaakstukken over de grond rollen. Alweer. Op de bovenverdieping vond ik Amélie. Ze was druk in de weer met kledij, handdoeken, Marseillezeep, haarborstels en grote stapels boeken. Ik zag een brede frons op haar voorhoofd.
‘Waarom gaan we morgen eigenlijk naar Mallorca?’ vroeg
ik haar. In een nonchalant gebaar trok ze de schouders op, maar haar stijf opeengeklemde lippen vertelden me dat ze zichzelf moest verplichten te zwijgen, iets waar ze het steevast moeilijk mee had.
‘Toe, Amélie’, drong ik aan. En ik zette een pruillipje op, mijn specialiteit in die jaren. ‘Wat is er te doen in Mallorca? Waarom gaan we er zo ineens heen?’
Amélie vouwde enkele wollen rokken van me op, rolde mijn kousen in bolletjes en stak ze in de koffer. Ze keek me niet
aan. Ik kneep haar hard in de arm.
‘Geef me op zijn minst een kleine hint dan.’ Plagend trok ik aan haar vlechten.
‘Het heeft iets te maken met monsieur Chopin’, fluisterde ze uiteindelijk, en ik wist dat ik het pleit weer gewonnen had van haar. ‘Maar meer kan ik je echt niet
zeggen.’ Chopin. De naam van het Poolse pianogenie was me ondertussen bekend. George zelf had nog met geen woord over de man gerept, maar ik had zo mijn bronnen. Met de jaren was ik me gaan specialiseren in het afluisteren van het
huispersoneel. Hun roddels vormden een schat aan informatie en zo wist ik dat Chopin zich had laten verleiden door mijn moeder. Een nieuwe verovering die ze kon toevoegen aan haar palmares. Maar Chopin woonde voor zover ik wist in Parijs. Zeker niet op Mallorca. Het mysterie werd eigenlijk alleen maar groter.

Eveline Vanhaverbeke, De verborgen prelude, Uitgeverij Marmer, ISBN 978 94 606 8107 3 (€ 17,95)

Dit artikel is eerder verschenen in de Boekenkrant editie van maart 2013.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven