Boekfragment: De ijzige verloofde

Een adembenemende wereld met zwevende arken en familieclans vol intriganten… Treed binnen in een fabelachtig universum waar je voor altijd wilt blijven!  
 

‘Praat u altijd zo zachtjes?’ vroeg hij bruusk. ‘U bent nauwelijks te verstaan.’ Ophelia bleef even stil en zei toen nog zachter: ‘Altijd.’ Thorn fronste zijn voorhoofd en leek zich tevergeefs af te vragen of er nog iets interessants te ontdekken viel aan dat sprieterige meisje achter de dikke bruine krullen, de rechthoekige brillenglazen en die oude sjaal waarachter ze haar gezicht verstopte. Nadat ze elkaar zo een paar tellen, die eindeloos leken te duren, hadden aangekeken, besefte Ophelia dat hij zijn hut in wilde. Ze deed een stap opzij met haar theeblad nog in haar handen. 
Ophelia bleef op de drempel staan, niet wetend wat ze met haar blad moest doen. Net als alle hutten in het luchtschip was die van Thorn erg smal. Een beklede bank die tot bed kon worden uitgeklapt, een bagagerek, een smalle loopruimte en achterin een schrijftafeltje, en dat was het. Ophelia had al moeite om zich in haar eigen hut te verplaatsen, het leek bijna een wonder dat Thorn de zijne kon binnengaan zonder overal tegenaan te botsen. Hij trok aan het touwtje van het peertje aan het plafond, gooide zijn bontjas op de bank en leunde met beide handen op het schrijftafeltje, waarop notitieboekjes en blocnotes volgekrabbeld met aantekeningen lagen. Hij bleef gebogen over die vreemde papierwinkel staan, met zijn rug haast dubbelgevouwen, en verroerde zich niet meer. Ophelia vroeg zich af of hij nadacht of iets aan het lezen was. Hij leek domweg te zijn vergeten dat ze nog in de gang stond, behalve dat hij de deur niet achter zich had dichtgetrokken. Het lag niet in Ophelia’s aard om een man met vragen te bestoken, dus bleef ze met engelengeduld, bevroren tot op het bot, voor de hut staan wachten terwijl ze bij elke ademhaling wolkjes koude lucht uitademde. Ze keek aandachtig naar de kronkelige spieren van zijn nek, de benige polsen die uit zijn mouwen staken, de uitstekende schouderbladen die door zijn uniformjas heen zichtbaar waren, de lange, rusteloze benen.  
Die man was totaal verkrampt, alsof hij zich geen raad wist met dat te grote en te magere lijf dat continu onder hoogspanning leek te staan. ‘Staat u daar nog steeds?’ bromde hij zonder de moeite te nemen zich om te draaien. Ophelia begreep dat hij de kruidenthee niet zou aanraken. Om haar handen te ontlasten dronk ze het kopje zelf maar op. Het warme vocht deed haar goed. ‘Stoort dat u?’ fluisterde ze terwijl ze van haar thee nipte. ‘U zult het niet overleven.’ Ophelia’s hart stokte in haar keel. Ze kon niet anders dan haar thee weer in het kopje uitspugen. Anders zou ze zich ontzettend verslikken. Thorn bleef hardnekkig met zijn rug naar haar toe staan. Ze zou wat graag zijn gezicht hebben willen zien om te kijken of hij soms een grapje maakte. ‘Wat zal ik volgens u niet overleven?’ vroeg ze. ‘De Pool. Het hof. Onze verloving. U kunt maar beter naar de veilige schoot van uw moeder terugkeren nu dat nog kan.’ 

Boekgegevens

Christelle Dabos, De spiegelpassante 1. De ijzige verloofde, Uitgeverij Luitingh-Sijthoff, 528 pagina’s (€ 19,99)

www.lsamsterdam.nl 

Berichten gemaakt 5308

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven