‘Tragisch verhaal over dubbele identiteit en culturele onthechting. Benali verwerkte het thema niet eerder zo onvermijdelijk, onomwonden en overtuigend.’ **** – De Volkskrant
Amir Salim werd drie keer geboren. De eerste keer als vierde zoon van Fatima en Mohammed Salim. De tweede keer als vechter op het canvas in een boksring. En aan het begin van de zomer van 2012 kreeg hij als reisleider in Marokko zijn derde gedaante.
Amir was het zevende kind dat Fatima, dochter van Ahmed Mohammed Salim, op de wereld bracht, in de Amsterdamse Vrolikstraat, op 9 december 1987 om kwart over elf in de ochtend. Het had die nacht licht gevroren. Hij was de benjamin van de familie en zou dat blijven. Drie oudere broers en drie zussen wachtten in de woonkamer de geboorte af en om de tijd te doden zetten ze guldens in op de uitkomst van het geslacht. De bevalling duurde 2 uur en 52 minuten en om het te vieren at de familie couscous met erwtjes. De volgende ochtend serveerde zijn moeder gewoon weer het ontbijt. Vanaf de bank waar ze was gaan liggen keek de moeder hoe de kinderen de couscous soldaat maakten. Op de kleuterschool bleek Amir geen prater. In volstrekte zwijgzaamheid deed hij zijn oefeningen en spelletjes, alsof woorden de orde alleen
maar konden verstoren. Zijn moeder bracht hem naar school, zijn moeder haalde hem op en elke keer vroeg ze:
‘Heb je nog wat gezegd?’ Hij schudde nee.
‘Kunnen jullie daar niks aan doen?,’ zei de moeder tegen de oudere broers. Ze probeerden hem zover te krijgen te praten door hem uit te dagen op hun grapjes in te gaan. Zonder enig resultaat. De broers gaven het op. De zussen begonnen er niet eens aan. Hij keek ze zo mysterieus aan alsof hij van een andere wereld kwam. ‘Hij behoort tot de zwijgzame tak van de familie,’ zei de oudste broer lachend. Soms keek zijn juf naar hem en vroeg ze zich even af of ze een leerling of een Boeddhabeeldje in de klas had. Verder dan dat gingen de zorgen niet. Men ging er vanuit dat het Amirs eigen nadrukkelijke wens was zijn kaken stijf op elkaar te houden. Op een dag ontdekte hij het prentenboek Rupsje Nooitgenoeg, waarin een rups zich door een berg voedsel en voorwerpen heen vreet om uit te groeien tot een prachtige vlinder die de wijde wereld in fladdert. Er gebeurde iets in Amirs binnenste toen hij juf Rita uit het boek hoorde voorlezen. Betoverd door de plaatjes die het verhaal illustreerden verslond Amir wat juf Rita vertelde. Wat kon dat beest eten, zeg! En wat was die vlinder mooi! Elke keer dat hij een momentje had in de klas hobbelde hij richting het boekenhoekje om Rupsje Nooitgenoeg door te bladeren.
Op een dag, na het boek voor de zoveelste keer doorgekeken te hebben, stond hij van het rommelige leestafeltje op en zei tegen zijn juf Rita: ‘Ik ben Rupsje Nooitgenoeg.’ Dit waren de eerste Nederlandse woorden die hij sprak.
Boekgegevens
Abdelkader Benali, Bad boy, Uitgeverij De Arbeiderspers, ISBN 978 90 295 8780 8 (€ 18,95), e-book: ISBN 978 90 295 8805 8 (€ 14,99)