Theater als marktplaats van de democratie

Dit jaar brengt de poëzieweek onder het motto ‘Uitstromend, in het pluche van de zaal’ twee fragiele kunstvormen bij elkaar: theater en dichtkunst. Mede door zijn achtergrond als theaterregisseur was dichter Peter Verhelst dan ook de geknipte man om dit jaar het poëziegeschenk te schrijven. De Boekenkrant sprak hem over de bundel Wat ons had kunnen zijn en het belang van de kunsten.

Die opmerking uit de inleiding, over theater en poëzie als fragiele kunstvormen, zou Verhelst waarschijnlijk corrigeren. Bij theater denken veel mensen aan de repertoirestukken van oude Grieken en William Shakespeare, maar volgens Verhelst is het veel meer dan dat. ‘Ik wist dat de gedichten in deze bundel niet alleen over het theater uit de schouwburg moesten gaan, maar ook over het theater van de straat. Dat is de mooiste vorm die ik ken. Ga maar eens in een stationshal zitten en kijk naar al die lichaampjes die zich daar voortbewegen. Zo’n groep mensen verhoudt zich tot elkaar – door de manier waarop zij naar elkaar kijken, of elkaars blik juist proberen te vermijden. Theater ontstaat zodra er meer dan één persoon in een ruimte is.’ Een mooi voorbeeld van dat ‘toneel van de straat’ staat in Wat ons had kunnen zijn. In een gedicht over de Oekraïense opstand van 2014, verwijst Verhelst naar een veel verspreid filmpje waarin een jongen piano speelt ten overstaan van de oproerpolitie. Een vreedzame daad die mooi contrasteert met het ‘politonele harnas’, zoals Verhelst het noemt.

Toch mocht ook het repertoiretheater in het geschenk niet ontbreken. Dus verwijst de dichter naar Trojaanse vrouwen van Euripides, Samuel Becketts Wachten op Godot en Shakespeares Hamlet. Verhelst: ‘Op de een of andere manier is alles wat we weten in het Westen samengekomen bij Shakespeare. Dat maakt hem nog steeds relevant. Ook wilde ik Euripides’ verhaal van de Trojaanse vrouwen in de bundel, want ook dat past bij deze tijd. Het gaat over de vrouwen van Troje, die na een nederlaag op de kantelen gaan staan en een klaagzang aanheffen. Ik weet niet wat er actueler is dan dat. Vrouwen zijn nog altijd het grootste slachtoffer van een oorlog. Dat is ook iets waar ik mee bezig was tijdens het schrijven; dat wij als mensen godverdorie nooit iets leren.’

Volgens Verhelst leent het theater zich per uitstek voor gesprekken over dit soort grote, universele onderwerpen. ‘Het theater heeft de potentie om alles te zeggen over de wereld en zou daarom een soort marktplaats moeten zijn in onze democratie. Toch is de drempel om naar het toneel te gaan voor veel mensen hoog. De meeste mensen zien in hun schooltijd één keer een vreselijke voorstelling en zweren daarna nooit meer die fucking schouwburg in te gaan. Dat vind ik heel jammer.’

Dat roept natuurlijk de vraag op of Verhelst met zijn geschenk ook mensen wil winnen voor het theater of de poëzie. Verhelst: ‘Dat zit ergens in het achterhoofd, maar is niet de reden dat je schrijft. Als ik een echte missionaris was had ik dit niet geschreven, want mensen krijgen dit geschenk omdat ze dichtbundels kopen. Dan zou ik door het land moeten reizen en gedichten debiteren door een megafoon. Er zijn mensen die dat goed kunnen, maar ik ben niet de geschikte persoon om zieltjes te winnen.’

Volgens de schrijver komt poëzie het beste tot zijn recht zonder megafoon of podium – daarin verschilt het dan weer van theater. ‘Ik houd nog altijd van poëzie die gelezen moet worden. Er zijn gedichten die ik wel honderd keer lees en elke keer openbaart zich iets nieuws. Je verandert als mens je hele leven, en daarom ga je die gedichten ook anders lezen. Die veellagigheid is een goed tegenwicht aan deze tijd, die draait om decibels, schreeuwerige meningen en het eigen gelijk. Poëzie is nooit eenvormig, er zitten altijd tegenstrijdigheden in en dat maakt een gesprek mogelijk. Alleen al omdat je een gedicht niet meteen begrijpt is er nuance.’ Even kijkt de schrijver peinzend voor zich uit, om vast te stellen: ‘Maar volgens mij begin ik nu toch als een missionaris te klinken.’

Foto: Stephan Vanfleteren

Boekgegevens

Peter Verhelst, Wat ons had kunnen zijn, Stichting CPNB, 15 pagina’s. Van 25 t/m 31 januari krijg je het poëziegeschenk cadeau bij aankoop van € 12,50 aan poëzie.

Dit interview verscheen eerder in de Boekenkrant, editie januari 2018.

Berichten gemaakt 867

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven