‘In mijn pamflet Denkend aan Holland schreef ik over Jimi Hendrix. Zijn speelstijl van ingehouden spanning, die langzaam opbouwt en dán pas tot een ontlading komt, vind ik fascinerend. Zo werkt het ook in mijn boeken. Het moet vanaf het begin duidelijk zijn dat er wat aan de hand is, maar ik bouw de spanning langzaam op, zodat de ontlading heftiger wordt.’
Zoete mond is het nieuwste boek van Thomas Rosenboom. Rebert van Buyten, dierenarts, vertrekt voor zijn rust naar Angelen, een fictief dorp aan de Rijn. Het dorp ontsteekt in dierenliefde en loopt de deur bij hem plat. De liefde neemt een onbegrijpelijke vorm aan. Kinderen komen met ofwel gezonde, ofwel dode dieren bij Rebert, die overbescheiden maar ongewild belangrijk is. Dan is er in datzelfde dorp de grappenmaker Jan de Loper. Hij hunkert naar aandacht, maar is allang passé en wordt genegeerd. Ze zijn elkaars tegenpolen, en ontwikkelen zich het gehele boek door in tegengestelde richting.
Honderden pagina’s die met hun ingehouden spanning de lezer fascineren. Hoe slaagt u hierin?
‘Voor ik begin met schrijven, heb ik de hele plot al voor me. Daardoor kan ik precies bepalen wat er wanneer moet gebeuren. Van tevoren werk ik namelijk ideeën en invallen uit in schema’s. Zo bekijk ik of ideeën levensvatbaar zijn, of ze succesvol in de plot passen, en hoe ik die plot zo interessant mogelijk kan maken. Stukje bij beetje ontstaat de synopsis, en zie ik hoe de intrige van het boek zal leiden naar het hoogtepunt, helemaal aan het eind. Ik hoef het dan alleen nog maar op te schrijven.’
Hoe ziet dat er in de praktijk uit?
‘Ik hang behangpapier aan de muur, en schrijf A4-tjes vol met stukjes van het verhaal. Die hang ik naast en onder elkaar op. Door die A4-tjes telkens in een andere volgorde op te hangen, onderzoek ik of een andere plotstructuur of opbouw beter werkt. Zo zoek ik naar de beste compositie van het boek, de beste spanningsopbouw.’
Het is een recept dat maar weinig schrijvers gebruiken.
‘Toch vind ik deze werkwijze niet alleen prettig, maar zelfs vanzelfsprekend. Het is vergelijkbaar met een schilder die schetsen en voorstudies maakt voor hij een schilderij uitwerkt.’
Hoe doen andere schrijvers dat dan, volgens u?
‘Veel schrijvers vinden het schrijfproces het belangrijkst, ongeacht het resultaat. Ze beginnen vanuit een idee, of een vraag, bijvoorbeeld: “Wat is vriendschap?” en zoeken vervolgens, al schrijvend, een antwoord op hun vraag. De zoektocht wordt het boek. Voor mij is het eindresultaat van het schrijven, het boek, het allerbelangrijkst: ik wil een goed boek afleveren.’
Net als in de plot, zit er ongetwijfeld ook veel tijd en aandacht in uw bijzondere taalgebruik.
‘Het is zoals een vreemde taal spreken. Je oefent, leest en leert woordjes, maar hoe goed je ook je best doet, je zult de taal nooit helemaal beheersen. Het taalgebruik dat ik in mijn boeken hanteer, beheers ik ook niet helemaal, zodat ik moeite moet doen om het goed te doen.’
Waarom maakt u het zich zo moeilijk?
‘Uit angst om te falen leg ik de lat graag erg hoog voor mezelf. Ik ben namelijk niet zo zeker van mijn talent.’
Hoe dat zo?
‘Ik heb geen intellectuele inslag. Ik heb niet eens zoveel boeken gelezen. Toen ik Nederlands studeerde, deed ik dat meer omdat ik opzag naar al die grote schrijvers. Mijn respect was groter dan mijn drift om hun boeken ook echt te lezen.’
Toch bent u gaan schrijven. Is er een schrijver voor u, ondanks uw ontzag voor de literatuur, een bron van inspiratie geweest?
‘Zoals vermoedelijk voor veel schrijvers was Reve een voorbeeld. De mensen thuis, mijn debuut, was daar enigszins door beïnvloed. Ik kan dat nu zeggen, omdat ik sindsdien een ontwikkeling heb doorgemaakt als schrijver.’
En wat betekent tot slot de lezer voor u?
‘Net als ik investeren de lezers veel tijd in het boek, dus er kan maar beter een bevredigend resultaat uit voortkomen. Mijn boek moet hen geestelijk toetakelen. Het moet een heftige ervaring zijn.’
Thomas Rosenboom, Zoete mond, Uitgeverij Querido, ISBN 978 90 214 3716 3 (€ 22,50 (paperback), € 28,50 (hardcover)