De eenzame Cecilia, een jonge Cubaanse ballinge in Miami, ontmoet een mysterieuze vrouw, Amalia.
De jonge vrouw had geen aandacht voor het gebabbel van haar vrienden. Het was de eerste keer dat ze op deze plek kwam en hoewel ze er best een zekere charme in zag, kon ze door haar eigen starheid – of scepsis – nog niet toegeven wat overduidelijk was. In deze bar hing een soort energie, een geur van betovering, alsof hier de deur naar een ander universum openging. Wat het ook zijn mocht, ze had besloten zelf te gaan kijken wat er waar was van de verhalen die in Miami over deze kroeg de ronde deden. Ze was met haar vrienden in de buurt van de bar gaan zitten, op een van de twee plekken waar wat licht was. De andere plek was een beeldscherm waarop taferelen van een stralend, kleurig Cuba voorbijkwamen, al waren het oude beelden.
Op dat moment had ze haar gezien. In het begin was ze een gedaante die nog donkerder was dan de omringende duisternis. Ze zag iets schitteren en dacht dat de gedaante een glas naar haar lippen bracht, maar het was zo’n snelle beweging dat ze twijfelde of ze het wel gezien had. Waarom was die schim haar opgevallen? Misschien vanwege de zonderlinge eenzaamheid die eromheen hing… Maar Cecilia was hier niet naartoe gekomen om nieuwe angsten aan te wakkeren. Ze besloot de vrouw te vergeten en bestelde een drankje. Dat zou haar helpen om door te dringen in het raadsel van haar ziel: een terrein dat ze altijd had gemeend te kennen, maar dat haar de laatste tijd als een doolhof voorkwam.
Ze was uit haar land weggegaan, op de vlucht voor veel dingen, te veel om ze zich allemaal te willen herinneren. En terwijl ze in die rare zomer van 1994, toen er zo veel mensen op klaarlichte dag ontsnapt waren op een vlot, aan de horizon de afbrokkelende gebouwen aan de Malecón zag vervagen, zwoer ze dat ze nooit meer terug zou gaan. Vier jaar later was ze nog steeds op drift. Ze wilde niets weten van het land dat ze had achtergelaten; maar ze bleef zich een vreemde voelen in de stad die na Havana het grootste aantal Cubanen ter wereld huisvestte.
Ze nipte van haar martini. Ze zag bijna de rand van haar glas en het deinen van het doorzichtige, vluchtige vocht dat in haar neus prikte. Ze probeerde zich te concentreren op die piepkleine oceaan die tussen haar vingers golfde, maar ook op die andere gewaarwording. Wat was het? Ze had het gevoeld zodra ze die bar was binnengelopen, de foto’s van de muzikanten had ontdekt en de beelden van het oude Havana had gezien. Haar blik stuitte opnieuw op het silhouet, dat nog altijd roerloos in die hoek zat, en op dat moment zag ze dat het een bejaarde vrouw was.
Daína Chaviano, Het eiland van de oneindige liefdes, Uitgeverij Wereldbibliotheek, ISBN 978 90 284 2220 9 (€ 19,50)