Een prijs voor het beste boek heeft hetzelfde effect als het predicaat ‘de goedkoopste auto’ of ‘de comfortabelste wandelschoenen’. Het aantal verkochte exemplaren rijst al snel de pan uit. Een prijs als de Gouden Strop voor het beste Nederlandstalige spannende boek levert natuurlijk ook status op. En wie is er vies van status en geld? Het is niet zo heel erg verwonderlijk dat schrijvers die zich niet met thrillers bezig houden, ook voor de genreprijs Gouden Strop worden ingezonden. Buwalda en Durlacher staan bekend als literaire schrijvers en hun jongste boeken stonden op de longlist. Het zijn romans met een element van spanning. Maar ze worden door de uitgever als roman aangeboden. Durlacher heeft het niet gehaald tot de vijf genomineerden. Die eer is in dit kader slechts voorbehouden aan Buwalda. Op zich is er niet veel mis met deze ‘vervuiling’ van de genreprijs. Maar omgekeerd is het ondenkbaar dat een thriller een literaire prijs krijgt. De jury van de AKO- of Libris-prijs zal het literaire karakter van thrillers in alle gevallen onvoldoende vinden voor zo’n hoge onderscheiding. Het thrillergenre staat echter wel open voor Literatoren met een hoofdletter L. Zo heeft in het verleden ooit Maarten ’t Hart deze prijs in de wacht gesleept. De commercie heeft een grote invloed op keuzes die auteurs maken. Literaire schrijvers hebben de meeste status, maar in veel gevallen minder verkoop en dus minder geld. Voor thrillerauteurs geldt vaak het omgekeerde. Thrillers verkopen nu eenmaal beter. Het is daarom begrijpelijk dat uitgevers en auteurs voor deze commercieel aantrekkelijke prijs gaan. Het moet echter geen eenrichtingsverkeer worden. Zolang Literatoren met een hoofdletter L openlijk hun dedain spuien over thrillerschrijvers – en een schrijver als Connie Palmen zonder blikken of blozen stelt dat auteurs van spannende boeken niets te zoeken hebben op het Boekenbal – is er iets mis in de schrijverswereld. Wanneer literaire schrijvers willen vissen in de vijver van het spannende genre in de hoop een grote vis te vangen, moeten ze niet klagen als hun handen naar vis gaan ruiken.
Gijs Korevaar