Eerst kende ik Veenhuizen alleen uit verhalen en van foto’s. Nadat ik Het pauperparadijs van Suzanna Jansen gelezen had, was de voormalige gevangeniskolonie vooral verbonden met háár verhaal.
Nu reed ik over verlaten wegen, door een verregend landschap naar het schrijvershuis, dat op het terrein van het gevangenismuseum gevestigd is. Mariët Meester had me al veel vaker gevraagd haar eens op te zoeken in de pastorie van de gevangeniskolonie waar ze verbleef om te schrijven aan haar roman Hollands Siberië. Ik verwachtte sombere gebouwen, maar juist toen de zon begon te schijnen reed ik over de Kolonievaart langs een paar kleurige, rijk gedecoreerde huizen. Tussen de School met den Bijbel en de rooms-katholieke kerk, verscholen achter een paar statige beuken, glommen de nog natte, wit gepleisterde muren van de pastorie in het plotseling felle licht.
Mariët en haar levensgezel Jaap gingen me voor, van kamer naar kamer, van verdieping naar verdieping en op de zolder lieten ze me de plekken zien waar in de oorlog mensen ondergedoken hadden gezeten. Jaap serveerde de thee in de woonkamer, terwijl Mariët vertelde dat ze als kind in Veenhuizen gewoond had. Dat was in een tijd dat het dorp nog niet toegankelijk was voor buitenstaanders. Haar vader was hoofd van de school waar ik zojuist langs gekomen was. De villa van de hoofddirecteur, het Verenigingsgebouw, de protestantse kerk en de synagoge stonden op het terrein dat voor de kleine Mariët even vertrouwd was als de tuin rond het woonhuis van de onderwijzersfamilie. Haar herinneringen speelden een belangrijke rol in de roman waar zij aan werkte.
Aan de muur hing een schilderij van een pastoor. De Franciscaan Peter Pex was een viertal jaar voor de oorlog door het bisdom naar Veenhuizen gestuurd. Ik kende hem uit het manuscript van Mariët, maar dat hij haar zó nabij was, wist ik niet. Na de thee liep ik met Mariët letterlijk door haar boek. Op veel gevels stonden fraaie opschriften. Ik herinner me namen als Verdraagzaamheid, Jachtweide en Zegenrijk. In de ruimtes aan de Gortsoepstraat van het Werkgesticht en het Tweede Gesticht werden we als gasten van het museum rondgeleid door de directeur. Ik realiseerde me dat Mariët hier tegelijkertijd thuis als vreemde was. De kracht van haar roman was ongetwijfeld mede te danken aan haar kennis van deze omgeving, tegelijkertijd stond zij als opgroeiend meisje volkomen buiten de gemeenschap van gevangenen en bewaarders. Juist vanuit die positie van buitenstaander is haar schrijverschap geboren, bedacht ik me. Toen ik over de Hoofdweg naar Assen reed, verwisselde ik niet alleen de gesloten gemeenschap van het gevangenisdorp voor de vrije wereld, ik stapte ook uit het decor van een roman.
Jarenlang was Lex Jansen de uitgever en het gezicht van De Arbeiderspers. Nu is hij directeur van het door hem opgerichte Magonia: uitgeverij en centrum voor schrijfbegeleiding.
www.magonia.nl
Deze column verscheen eerder in de Boekenkrant, editie september 2016