Glits van Robert Wolfe – boekfragment

‘Jay, mijn naam is Jean Maas. Je hebt natuurlijk veel vragen en ik zal open kaart met je spelen, in die zin dat ik je meteen vertel dat ik je niet alles mag vertellen.’

Hij keek Jay rustig aan. Maas had van die ogen waar je alles aan wilde vertellen: helder, betrouwbaar, hoopgevend. ‘Maar wat ik je kan vertellen, vertel ik je nu. Wij zijn een soort politie, de vreemdelingenpolitie zou je kunnen zeggen, en nu hebben wij een vreemdeling van wie we niet zoveel snappen. Daarom hebben we die oproep via de media gedaan. Natuurlijk lokte dat veel grappen uit. En eerlijk is eerlijk, sommige zijn echt leuk. Die van jullie bijvoorbeeld vinden wij heel creatief.’
‘Hoe bedoelt u?’ Jay wilde helemaal geen u zeggen, maar Maas was echt een man waar dat bij hoorde. Het floepte er zo uit.
‘Mag ik een potlood? Dat is zoveel beter dan al die andere die we binnenkregen. Het gaat nergens over en voelt toch sterk aan. Heel knap. Bijna een songtekst. Was die van jou?’
Jay wilde ja zeggen. Het leek zo makkelijk om ja te zeggen. Alsof je Maas er echt een plezier mee kon doen. Maar waar zei hij dan ja op?
‘Hoe bedoelt u?’
‘Had jij die tekst bedacht?’
‘Nee.’
‘Wie dan?’
‘Dat… dat zei die stem.’
‘Welke stem?’
‘Die stem op het journaal.’
‘En waarom hebben tien andere kinderen precies hetzelfde gehoord. Dat is wel erg toevallig, vind je niet?’
Jay haalde zijn schouders op. ‘Wat bedoel je? Vind je het niet erg toevallig?’
‘Ik weet niets over toeval. Ik weet alleen dat ik dat gehoord heb. Ik ken niemand anders die antwoord heeft gegeven. Ik snap ook niet waarom ik hier ben.’
‘Jay, je kunt ons helpen. We willen testen wat die andere kinderen zeggen dat ze gehoord hebben. We luisteren naar wat fragmenten en dan kun jij meteen zeggen wat je hoort. Zo kun je ons helpen en wie weet de staat flink wat geld besparen. Mag ik je vragen om je telefoon uit te zetten?’
‘Ik heb geen telefoon,’ zei Jay.
Maas knikte alsof hij dat al wist. Hij hield een knop ingedrukt op het bedieningspaneel. ‘Wij zijn klaar om te beginnen,’ zei hij luid en vervolgens tegen Jay: ‘Eerste fragment.’
In de kamer klonk geluid. Hoge tonen liepen over in lage. Het had een sitar kunnen zijn, een Indiaas instrument dat iets weg had van een gitaar, maar Jay dacht eigenlijk dat het elektronisch gemaakt was. De tonen waren te zuiver. Het leek alsof iemand twee standen op de synthesizer gemengd had, Jazz39 en Klarinet12 of misschien een van de Cymbals.
‘En kun je dat vertalen?’
Jay fronste. ‘Hoe bedoelt u?’
‘Wat heb je gehoord?’
Jay twijfelde. Het was ook wel erg veel gevraagd. Hoeveel geluiden had een synthesizer wel niet. Maas zat hem ondertussen vol verwachting aan te kijken. Alsof hij wilde dat Jay een antwoord gaf. Wat kon Jay doen? Wat had hij te verliezen?
‘Oké.’
‘Oké wat?’ Maas keek hem doordringend aan.
‘Ik wil het wel zeggen.’
‘Jij herkent dus dit fragment?’ Er sloop iets hards in de stem van Maas.
‘Nou ja, het is niet makkelijk. Maar ik denk Jazz39 en Cymbals19. Al zou het ook…’
Jay stopte, want Maas was opgestaan. ‘Dan zijn we klaar, Jay. Dit is tijdverspilling.’
Met strakke passen liep hij naar de deur. ‘Iemand zal je thuisbrengen.’

Boekgegevens

Robert Wolfe, Glits, Uitgeverij De Harmonie, ISBN 978 90 616 9943 9 (€ 15,90)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven