16 JULI 2007
(…)
We doen onze hv’s af en zetten de infraroodlamp uit. Op de kaart zien we dat we een klein dorpje naderen. In de tweede
auto van de colonne bevindt zich de scanner om de icom van de Taliban te kunnen afluisteren. In dezelfde auto zit ook een tolk die de berichten vertaalt en ze via onze eigen verbindingen doorgeeft. Vlak bij het dorpje zegt de tolk plotseling dat ze ons zien rijden. Dat is geen positief
nieuws. Dan horen we: ‘We grijpen het derde voertuig.’ Dat zijn wij. De opc zegt dat we de wapens gereed moeten houden.
Ik word superspichtig. Terwijl ik rijd moet ik ook om me heen blijven kijken, de opc kan niet alles in zijn eentje zien; achter elk huis kan iemand staan die je iets wil aandoen. Ik ben niet echt bang, wel heel erg alert – de angst zal pas later komen, als ik me realiseer wat er gebeurd is. Er komt nieuwe informatie via de icom: de vrouwen en kinderen gaan het dorp uit. Nu weten we zeker dat
er strijders in het dorp zijn. We blijven rustig rijden en
besluiten de heuvel buiten het dorpje te betrekken in een
360-gradenopstelling: we zetten de auto’s in een cirkel
op de heuvel, de wapens naar buiten gericht. Als we gaan
waarnemen zien we dat de vrouwen in boerka’s met hun kinderen het dorp inderdaad verlaten; even later zijn ze in
het landschap verdwenen. Intussen hebben de commando’s een onbemand spionagevliegtuigje laten komen. We horen alleen het geronk van het motortje, maar we kunnen hem, net als de vijand, niet zien. Even later bevestigt de base onze
observaties. Wat nu? Verder de vallei in? Hier blijven? Er
wordt besloten dat het niet verstandig is om verder te gaan,
we wachten gewoon af. Uit de beelden van het spionagevliegtuigje wordt duidelijk dat er strijders naar
de moskee van het dorpje trekken. Een bekende manoeuvre:
volgens de rules of engagement – een gedragscode waaraan
militairen zich tijdens oorlogen dienen te houden – mag
een heilige plek niet worden aangevallen. Wij zullen dat dus niet doen; of dat ook voor de commando’s geldt, durf ik niet te zeggen. Terwijl de opc achter het boordwapen staat, scan ik met de verrekijker de sector waar we verantwoordelijk voor zijn. Dan horen we via de verbinding dat er strijders onder aan de berg staan. Als ik mijn verrekijker naar de opgegeven plek richt, hoor ik kogels langs me heen suizen. Vvvvoefffvvv, een fluitend geluid als van een babyvuurpijltje dat je uit de hand afschiet. Vlak daarna hoor en zie ik de inslagen in de grond. Ik ben vooral
verbaasd, alles gaat in slow motion. Ik kijk langzaam om me heen, zie het stof bij elke inslag heel traag opspringen.
De opc roept dat ik naar de andere kant moet komen, we zijn een schietschijf. Ik loop om de mb heen en ga achter het
stuur zitten om indien nodig meteen weg te kunnen rijden. De commando’s vuren richting het dorp en de voet van de berg om een antwoord uit te lokken, zodat ze kunnen zien uit welke richting de schoten precies komen. Meer strijders trekken naar de berg, de dreiging wordt steeds groter. We vragen luchtsteun aan. Terwijl we op de volgende orders van de
commando’s wachten, vertaalt de tolk nieuwe berichten via de icom. ‘We gaan omhoog,’ horen we, ‘we pakken ze.’
Gaby Deijs, Van Hoogkarspel naar Uruzgan, Uitgeverij Marmer, ISBN 978 94 606 8086 1 (€ 14,95)
Dit boekfragment is eerder verschenen in de Boekenkrant editie
van oktober 2012.