Helen kijkt hoe de man het schaatsijzer tegen de slijpmachine houdt. Er zit een roestvrijstalen kap omheen om de opspattende oranje vonkenregen op te vangen. Een laag raspend geluid wordt schril en ze denkt: Johnny komt naar huis. De slijpmachine trilt door in de toonbank onder haar vingers; John had vannacht gebeld vanaf het vliegveld van Singapore. Het gebrul van een landend vliegtuig op de achtergrond. Ze had zich op een elleboog overeind geduwd en naar de telefoon gegrepen. Haar kleinzoon Timmy staat gebiologeerd voor de toverballenautomaat. Op een kartonnen bordje erboven staat met balpen geschreven dat het schaatsen slijpen gratis is als je een zwarte reuzenbal te pakken krijgt. Ik moet hier ergens een kwartje hebben, zegt Helen. Ritst het kralenbeursje met kleingeld open. Ze is moeder van een zoon en drie dochters en heeft twee kleinkinderen. Mijn dochters waren gehoorzaam, denkt zeterwijl ze naar het kwartje zoekt. Ze denkt aan een tintelende, harde klap: ze heeft Cathy één keer een pets op haar wang gegeven – de witte handafdruk werd snel rood –, jaren geleden al, een eeuwigheid geleden. Helen had de meisjes ingeprent dat ze moesten luisteren, dat ze deden wat zij zei, maar John vertikte het gewoon. Een jongetje, net als Cal, had ze gedacht toen ze ontdekte dat ze zwanger was van Johnny. De verpleegster had die eerste keer niet gezegd welk geslacht de baby had, maar ze wist dat het een jongetje was. De echo zou om vijf uur ’s ochtends worden gemaakt en ze ging op de fiets. Lime Street bedekt met de eerste rijp van oktober. Op dat tijdstip stonden de sterren nog aan de hemel. Koude handen op het stuur. Ze moest met de fiets aan de hand Carter’s Hill op lopen. Wat wilde haar zoon als kleine jongen toch veel. Hij had het jonge hondje willen houden dat hij achter de supermarkt op een stuk karton had gevonden. Ze had gezegd dat een hond geld kost en vlooien heeft en moet worden uitgelaten. Maar Johnny moest en zou die hond hebben. De slijpsteen zwoegt en snerpt als het ijzer ertegenaan wordt gehouden, en Helen haalt een handje kleingeld tevoorschijn en laat Timmy een kwartje pakken. Zijn moeder zal wel kwaad zijn. Timmy lust geen groente, teert op macaroni met kaas. Ze hebben regels; Helens dochters hebben allemaal keiharde regels. Een toverbal kan van levensbelang zijn. Als je nee zegt, dan is het ook nee. Helen leest dat alle winst naar de Canadese Vereniging voor Geestelijke Gezondheid gaat. Ze kijkt toe terwijl de jongen het kwartje in de sleuf laat glijden en aan de stroeve knop draait. De toverballen achter het glas rollen over elkaar heen en Timmy duwt het klepje omhoog. Zwart. Er rolt een zwarte reuzenbal in zijn hand. Hij draait zich om en laat hem aan Helen zien. Zijn bleke, sproeterige gezicht straalt. Die blauwe ader op zijn slaap. Knalrood haar. Sprekend zijn moeder. Precies dezelfde mond. Heerlijk, die kleurloze wimpers, die groene ogen met roodbruine vlekjes erin. De slijpmachine tegen de andere schaats. De geur van brandend metaal. En de oranje vonkenregen.
Lisa Moore, Februari, Uitgeverij Meulenhoff, ISBN 978 90 290 8648 6 (€ 19,95)
Voor meer informatie: www.meulenhoff.nl