Boekenkrant Recensiewedstrijd

Hieronder de vier beste recensies. We trappen af met de winnares, Nicole Mulder!

Nicole Mulder over Perenbomen bloeien wit
Dat boeken die ogenschijnlijk eenvoudig geschreven zijn niet onderdoen voor boeken die uit hun kaften barsten van bloemrijk taalgebruik, bewijst Gerbrand Bakker maar weer eens met zijn boek Perenbomen bloeien wit. Dit boek, eerder uitgebracht dan zijn succesvolle boek Boven is het stil, was oorspronkelijk een jeugdboek en is later iets bewerkt om het geschikt te maken voor volwassenen.
Perenbomen bloeien wit gaat over vader Gerard die met zijn drie zoons Klaas en Kees (een tweeling) en Gerson een rustig leven leidt op het platteland. Moeder is met een minnaar vertrokken naar Italië en stuurt alleen met verjaardagen en Nieuwjaar een kaart. De jongens vermaken zich op het boerenerf met het spel Zwart: er wordt een doel benoemd en wie dit doel als eerste met de ogen dicht gevonden heeft, wint. We lezen: ‘Niemand speelde vals, dat wisten we zeker want dat hadden we zo afgesproken.’ Wanneer de vier met hondje Daan in hun ‘snotkleurige’ autootje op weg zijn naar opa en oma raken ze verzeild in een discussie over de kleur van de perenboombloesem. Niet veel later rijdt een andere auto van rechts op hen in. Gerson, die rechts voorin zit, wordt het hardst getroffen en raakt in coma. Blind en zonder milt verlaat hij uiteindelijk het ziekenhuis. Het spel Zwart bestaat niet meer: Klaas en Kees moeten nu wel vals spelen om te voorkomen dat Gerson de sloot in loopt en verdrinkt. Het gezin probeert zo goed mogelijk met de blindheid om te gaan, maar tevergeefs. Gerson ziet zich uiteindelijk genoodzaakt om zijn eigen spel Zwart te spelen, maar zijn broers mogen niet meer meedoen.
De transformatie van groene idylle naar zwarte grimmigheid wordt door Bakker zonder opsmuk uiteengezet. Daarbij wordt gebruik gemaakt van drie stemmen: die van de tweeling, van Gerson en de hond. Door het kale taalgebruik voltrekt het drama zich schijnbaar in alle eenvoud, maar dat maakt het effect er niet minder op.
In handen van een goede schrijver vormen direct taalgebruik en platteland een prachtige, vaak ontroerende combinatie. Bakker staat hierin niet alleen. De Deense schrijvers Erling Jepsen (o.a. bekend van De kunst om in koor te huilen en Vreselijk gelukkig) en Helle Helle (o.a. De veerboot en Naar de honden) beheersen deze kunst bijvoorbeeld ook. Ogenschijnlijk kabbelt het aan de oppervlakte voort, maar achteraf blijft het nog lang nagalmen.
Gerbrand Bakker: Perenbomen bloeien wit, Uitgeverij Cossee, ISBN 978 90 593 6285 7 (€ 10,00)

Thirza Veenstra over Hokwerda’s kind
‘Nog eens vloog ze door de lucht, met ingehouden buik, niet langer trots op wat ze durfde, afwezig haast. Ze smakte op het water. Een scheurend geluid trok langs haar oorschelpen. Toen was het stil en vredig om haar heen.’
In de proloog, waar ik bovenstaand citaat vandaan heb, is de dochter van Hokwerda 8 lentes jong.
Om haar vader te plezieren, laat zij zich over de rietkraag in de Ee gooien, telkens weer. Zelfs wanneer zij rilt over haar hele lichaampje en alles zeer doet, staat ze haar vader toe haar in het water te gooien. ‘Ophouden dan maar?’ Ze schudde haar hoofd. ‘Ik kan nog wel een keer.’

Het is al in deze proloog dat de toon wordt gezet voor de rest van het verhaal. De jonge vrouw Lin, de dochter van Hokwerda, wordt ons geïntroduceerd op haar werkplaats, in de Star Shop. Ook hier, nog vroeg in het verhaal, worden de fundamenten gelegd voor het vervolg: ‘Yvonne was werkelijk op haar gesteld, maar ze paaide haar ook, handig, gebruik makend van iets dat ze nodig had. Ja, ze besefte het eigenlijk wel, maar ze kon zich er niet aan onttrekken. In zekere zin was het ook een zoete kwelling om aan Yvonne’s macht onderworpen te zijn.’

Al vanaf het begin wordt de lezer de indruk gegeven dat Lin een minder stabiel karakter heeft. Ze lijkt zich de rol van onderdanige niet alleen toe te schrijven, maar haast ook toe te eigenen. Het komt dat ook niet onverwacht wanneer Lin zich in een relatie stort met de oudere lasser Henri, die haar misbruikt, bedriegt en slaat. Het komt net zo min onverwacht, dat Lin als een vlieg op de stront blijft terugkeren naar deze man die haar zoveel verdriet deed, doch ook enige troost verschafte.

Toch lijkt Lin te kunnen breken met haar verlangens naar het slechte. Ze ontmoet de rustige en lieve advocaat Jelmer en heeft maar liefst tweeënhalfjaar een relatie met hem. Ze voelt zich bemind en veilig bij hem, maar ze krijgt Henri, die continu de controle over haar had, niet uit haar hoofd.
Al in het begin van haar relatie met Jelmer komt de tweestrijd die zij met haar gevoelens voert, aan het licht: ‘Ik heb steeds het gevoel dat we vandaag ruzie gaan krijgen,’ zei ze.
‘Dat gebeurt niet.’
‘Daar heb jij niets over te zeggen.’ Het was onrustig in haar ingewanden.
Uit deze korte conversatie tussen Lin en Jelmer kun je afleiden dat Lin onbewust het conflict mist, dat zij onder Henri zo goed kende. Jelmer was te lief voor haar, te behulpzaam, te goedaardig.
Hoewel ze het niet zou willen toegeven, verlangde ze stiekem terug naar de tijd dat ze nog met Henri was, machtige Henri, sterke Henri.

Dan komt ze plotseling Henri tegen, terwijl ze van haar werk naar huis loopt. Er worden niet meer dan drie woorden gewisseld, maar de indruk die hij maakte op haar bleef haar achtervolgen. Ze besloot hem op te zoeken bij hem thuis en langzaamaan kwam een vertrouwd gevoel weer de kop opsteken.
Zo bedroog de vrouw, die haar leven zelf lang werd bedrogen, de enige man die ooit op een goede en oprechte manier van haar had gehouden. Toen Jelmer achter deze vieze affaire kwam, maakte hij het terstond uit met Lin: ‘Maar hij kon niet meer naar haar kijken. Het profiel van haar gezicht riep weerzin in hem op. ‘Het is voorbij,’ zei hij, en schrok zelf net zo hevig van die woorden als zij.’

Het begin van het einde was niet alleen aan de weinige resterende pagina’s af te leiden, maar ook aan de enigszins zieke gedachten van Lin. ‘Vaak ook juist als ze hem liefkoosde, zoals nu. Dat ze zich voorstelde hoe ze met een bijl zijn achterhoofd kliefde, een wond zag, bloed dat door zijn blonde haar gleed, en terwijl ze het deed wilde ze het niet, het overkwam haar.’

Uiteindelijk eindigt het verhaal in de ‘buitenste duisternis’, die al vanaf pagina een als een sluipschutter aanwezig is geweest, schijnbaar verborgen, wachtend om toe te kunnen slaan.
Hokwerda’s kind is een mooi boek geweest om te lezen, hoewel ik persoonlijk niet zo houd van dergelijke boeken, waarin de negatieve uitwerkingen van relaties centraal staan.
Het boek kende niet veel sterke passages naar mijn mening, de meeste gebeurtenissen waren zelfs wat cliché. Zo weet je van tevoren al dat Lin zal terugkeren naar Henri, gezien haar duidelijk naar voren gebrachte onstuimige en wat afhankelijke karakter. Ook het slot, waarin Lin met het mes juist het hart van Henri raakt, is redelijk cliché te noemen.

Een voor mij opvallend doch jammerlijk gegeven, is dat De Jong schijnbaar niet beschikt over een uitgebreid vocabulaire:
‘In het park werd gevoetbald door donkere jongens, die loom en behendig hun schijnbewegingen demonstreerden.’
‘En ze wilde er rondlopen, langzaam, loom.’
‘Nukkig trok ze het truitje naar beneden over haar loom meebewegende borsten.’
‘…nog genoeg mooie, loom openliggende dijen’
‘…loom gleed zijn pik omhoog langs zijn dij.’
‘Tegelijkertijd voelde hij zijn geslacht, dat zwaar en loom overeind stond.’

In korte tijd heeft de schrijver dusdanig vaak hetzelfde woord gebruikt dat het me niet alleen is opgevallen, maar ook is gaan irriteren. Het zou mij deugd hebben gedaan, had de schrijver enige moeite gedaan voor het verzinnen van een (beter!) passend synoniem voor dit lome woord…
Enfin, enkele minpuntjes daargelaten is het boek zeker de moeite waard om te lezen; het verhaal boeit en blijft ook boeien, tot aan de laatste pagina, waar het zich een weg heeft gebaand door het leven van Lin en haar met zich meesleepte tot aan de krochten van de buitenste duisternis.
Oek de Jong, Hokwerda’s kind, Uitgeverij Augustus, ISBN 978 90 457 0272 8 (€ 12,50)

Rik Peters over Integendeel
‘Nederlandse rechters zijn minkukels. Dat ze kappen met TBS en die flauwekul, maar gewoon échte straffen uitdelen. Liefst levenslang. Hoe kan de maatschappij anders wraak nemen?’ Zulke overtuigde stellingen hebben we allemaal wel eens gehoord. En gezegd. Maar ze slaan nergens op. In Integendeel neemt hoogleraar rechtspsychologie Hans Crombag alles wat je zeker denkt te weten over het recht, om vervolgens te verklaren waarom je ernaast zit.
Zwaarder straffen werkt averechts, omdat het verzet oproept. Doeltreffende straffen kunnen niet extreem zwaar zijn; recht is namelijk geen wraak of straf, maar een misdaad-ontmoedigingsmiddel. Strafzaken zijn bijzaken, om ongewenst gedrag alsnog af te leren. Daarom straffen we geestelijk gestoorden minder; ze zijn niet minder schuldig, maar kunnen hun lesje toch niet leren. Zij krijgen TBS, misschien zelfs erger dan straf; evengoed vrijheidsberoving, maar dan zonder duidelijk einde. Tot dergelijke conclusies komt Crombag door het combineren van recht en psychologie; vakgebieden die te weinig van elkaar weten. Psychologen hebben bijvoorbeeld geen bewijs voor ‘verdrongen herinneringen’, maar deze worden wel meegenomen in vonnissen zolang rechters denken dat ze bestaan.
Het boek bevat een selectie van Crombags voordrachten en schrijfsels uit de afgelopen dertig jaar, en is daarom niet één mooi geheel. Uitdagend, omdat je zelf de verbanden tussen hoofdstukken moet leggen (maar jammer dat veel zaken dubbel behandeld worden). Eveneens uitdagend is Crombags schrijfstijl; helder, maar soms een tikkie academisch. Zo wordt pardoes het woord ‘cryptoconsequentionalistisch’ gebruikt, en de onvertaalde Franse citaten zijn ook een faux pas. Soms is echter de toon een schitterende satire op zichzelf: ‘Ik citeer een van zijn redeneringen, opdat de lezer er de kwaliteit van kan proeven.’ (Da’s academisch voor: ‘flauwekul!’)
Aangezien elke minkukel een mening heeft over rechtsspraak, is het fijn weer eens van een ingewijde te horen. Prettig daarbij is Crombags overtuigende stelligheid. Zekerheid, invalshoek, opzet en taalgebruik zetten je aan het denken. En terecht. Want alles wat je dacht te weten, blijkt toch net ietsjes anders in elkaar te zitten. Of zelfs volstrekte flauwekul te zijn.
Hans Crombag, Integendeel, Uitgeverij Contact, ISBN 978 90 254 3448 9 (€ 24,95)

Nelly Hofman over Marcelo en de echte wereld
Hoe geef je een juiste beschrijving van een boek dat zo’n indruk achterlaat als deze? Deze auteur geeft je een kijkje in de psyche van de hoofdpersonage Marcelo, een hele bijzondere jongen. En dat doet Stork op zo’n manier dat je als lezer Marcelo’s ‘cognitieve stoornis’ niet als beperking ziet, maar als gave.

Marcelo is een intelligente jongen die moeite heeft zich te handhaven in de grotemensenwereld. Hij zoekt zijn veiligheid liever in zijn eigen wereld en in de religieuze boeken. Zijn vader, Arturo, geeft hem de kans de échte wereld te ontdekken. Onder lichte dwang, waardoor je hem eerst als keihard beschouwt. Maar hij doet het om zijn zoon een duwtje in de richting van een ‘normaal’ leven te geven.
Marcelo maakt kennis met de goede en slechte kanten van mensen, krijgt gevoelens die hij nooit eerder heeft gehad, raakt verward en denkt dieper na dan velen van ons ooit in hun leven zullen doen. Zijn manier van denken, of terugdenken zoals hij het noemt, is bijzonder goed vormgegeven. Als lezer wordt je er zo in meegesleept, dat je zelf bijna gaat ’terugdenken’.
Zonder opgeheven vingertje ‘zo zit een Aspergerkind in elkaar’ leert de schrijver ons de psyche van een kind met een dergelijke stoornis een beetje beter te begrijpen. Heel knap gedaan!

Behalve de bijzondere denkwijze van Marcelo is het een ijzersterk verhaal over goed en kwaad en het fenomeen dat je geweten soms parten met je speelt. Daarnaast is Marcelo ook een gewone tiener die dingen mee maakt zoals andere tieners. Hiermee is het de auteur gelukt een boek te schrijven waarin de jeugd zich kan identificeren met de hoofdpersoon en tóch een heel ander boek neer te zetten dan alle andere jeugdboeken.

Zeer boeiend, heel ontroerend en ook nog eens prachtig geschreven. Want dat zou ik bijna vergeten: Storks literaire doch lekker leesbare schrijfstijl is bijzonder mooi!

Wie denkt geraakt te zijn geweest door het jongetje uit Het wonderbaarlijke voorval met de hond in de nacht moet dit absoluut lezen!
Francisco X. Stork, Marcelo en de echte wereld, Uitgeverij Lemniscaat, ISBN 978 90 477 0242 9 (€ 16,50)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Gerelateerde berichten

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven