Ik weet niet wat Webeling van mij is. Een vriend, een vader, een god of alleen maar de chroniqueur van mijn beladen geschiedenis?
Ik leg hem de vraag voor. Hij glimlacht.
‘Voor jou ben ik alles, Jen. Een vriend omdat ik ’t goed bedoel, ook al word je de ellende ingeduwd. Een vader omdat ik jou op de wereld heb gezet. Een god omdat ik jouw lotgevallen bepaal en beslis over leven en dood.’
Wat moet ik van jou weten om mezelf te kunnen begrijpen?
‘Pfff. Lastige vraag. Voor een deel ben je inderdaad een carbondoorslag van mij, de schrijver. Jij bent óók interviewer. Jij hebt karakterologisch gezien óók een wonderlijke mengeling van ernst en speelsheid. Maar in zekere zin is de conceptie van een fictief mens net zo onberekenbaar als de conceptie van een echt mens. Van die miljoenen spermatozoïden is het puur toeval welke zaadcel met welke eigenschappen zal doordringen tot de eicel.
Jij bent een hersenspinsel, geboren in mijn hoofd. Jouw karakter en voorkomen zijn ontstaan in de vonkjes van miljoenen verbonden zenuwcellen in mijn hersenen. Waarom jij? Waarom ik? Ik geloof dat je voor het juiste antwoord bij een echte god moet zijn.’
Het getal veertig staat in de bijbel gelijk aan beproeving. Hoe ervoer jij de veertig dagen na verschijning?
‘Als een avontuur. Het begon al met de eervolle aanbeveling van Adriaan van Dis. Nog voor de presentatie was er al een herdruk. En op de boekpresentatie zelf maakten de uitgevers bekend dat de rechten aan een Duitse literaire uitgeverij waren verkocht.’
Nu geef je zelf interviews. Hoe is het om de baas te zijn van de antwoorden?
‘Wezensvreemd.’
Vind je het moeilijker?
‘Ja. Dat wist ik al: een dwaas kan altijd meer vragen dan een wijze kan beantwoorden. Ook nu bereid ik mij voor op gesprekken — wat ik werkelijk wil zeggen, zo helder en coherent mogelijk. Weet je, het geven van een interview staat diametraal tegenover het schrijven van een roman. Soms ben je een dag bezig met een gedachte, waarvan uiteindelijk maar een enkel zinnetje blijft staan. Tijdens dit gesprek praat ik improviserend, in het klad, maar alles wat ik zeg kan op papier komen. Eigenlijk is dat raar.’
Wat is de zin van het leven?
‘Dat is de Moeder van Alle Vragen. In de roman is het een gimmick, jij spaart antwoorden op die vraag. Toch is er ook een inhoudelijke betekenis: het gaat erom dat de hoofdpersoon, jij dus, eindelijk zelf een vondst gaat bedenken. Waar gaat het nou om? Wat ga je doen met de dertigduizend dagen die jou bij geboorte ter beschikking zijn gesteld? Wil je nog steeds mijn antwoord?’
Ik spreek niet elke dag god.
‘Ik zeg: als het leven geen zin heeft, dan maakt het maar zin.’
Wie is eigenlijk de betere interviewer, jij of ik?
‘Jij. Hoop ik.’
Waarom?
‘Milan Kundera spreekt van een ‘bovenpersoonlijke wijsheid’ van een roman, waar elke schrijver naar behoort te luisteren. Het gaat om de stem van een andere morele overtuiging. Misschien ben jij die stem wel. En ja, voor Kundera is een roman pas geslaagd als het werk intelligenter is dan de schrijver zelf.’
Pieter Webeling , Veertig dagen, Uitgeverij Cossee, ISBN 9789059362222 (€ 18,90)
Zie ook: www.veertigdagen.nl